Eigenlijk kun je op Wikipedia precies lezen welke technieken er zijn.

Ik gebruik zelf voornamelijk de powerslide en de inertiedrift. In de BMW 320i die ik had, lukte dat niet of nauwelijks, daar gebruikte ik de koppelingstechniek. Dat lijkt me echter niet zo goed voor de levensduur van de koppeling.

Ik kan hier verder van alles opschrijven, maar je zult het toch uiteindelijk zelf moeten leren. Er is een groot verschil tussen begrijpen wat onderstuur en overstuur is en het ook (snel) herkennen ervan als je op het circuit rijdt.

Ik kan wel vertellen welke dingen ik achtereenvolgens heb geleerd, en in welke valkuilen ik zelf ben gelopen.

Dit zijn zo’n beetje de stadia waar ik doorheen ben gegaan:

1. Allereerst moet je leren de auto te laten uitbreken. Dat valt wel mee, maar het netjes opvangen ervan is lastig. In het begin zul je te laat sturen, waardoor de auto achterstevoren komt te staan. Het snelle sturen moet je eerst onder de knie krijgen.
   

2. Als dat is gelukt, kun je dus een drift starten. De moeilijkheid is dan om hem vast te houden. Je moet daarvoor met het gaspedaal spelen. Het kostte me nogal wat moeite om dat voor elkaar te krijgen. In het begin gaf ik of geen gas of heel veel gas, maar eigenlijk moet je het gas precies doseren. Een kwestie van veel oefenen.
   

3. Als je een stukje drift en daarna weer rechtuit gaat, moet je oppassen dat je niet in de contra-drift terecht komt. De auto weer netjes recht krijgen is dus de volgende stap. Niet het stuur zomaar loslaten, maar netjes terugsturen naar de rechtuit-stand.
   

4. Als dat allemaal redelijk lukt, kun je meerdere bochten in een vloeiende beweging achter elkaar driften.
   

5. Vervolgens komt het op de verfijning aan. Probeer de drift eerder in te zetten en vast te houden. Het komt er dan op aan, dat je stuurt met zowel je stuur als met het gas. In een lange bocht zorg je ervoor met je gas, dat je achterkant netjes mee de bocht neemt. Je voorwielen blijf je sturen naar waar je heen wilt.
   

6. Als je het beter kunt, kun je bochten, die je niet beide in één keer kunt nemen, toch aaneen driften door te pendelen.
   

7. Als je te snel uit de ene bocht komt om de volgende weer in te gaan, kun je leren te remmen met je linkervoet, terwijl je gas blijft geven. Je haalt dan de snelheid eruit (door het remmen voor) terwijl je blijft driften (doordat je gas geeft). Zo kun je een krappe bocht die erop volgt toch nemen zonder onderstuur te krijgen.
   

8. Bij snelle bochten kun je in de bocht opschakelen tijdens de drift.
   

9. Als je de auto precies kunt plaatsen, kun je je concentreren op het ‘lijnen rijden’, al driftend de optimale racelijn blijven volgen.
   

10. Probeer harder de bocht in te gaan. Gaat het te hard, dan een beetje bijremmen met links. Je kunt gaan voor zo schuin mogelijk gaan, of zo hard mogelijk. De eerste jaren vond ik het vooral de kick om zo schuin mogelijk te gaan, nu zie ik de lol in van zo hard mogelijk. Wat dan ook goed werkt is de bocht inremmen (gewicht gaat naar de voorbanden zodat je daar grip hebt), de rem loslaten en je glijdt dan zo al de drift in.
    

En dit zijn de valkuilen die ik zie:

1. Te graag willen. Daardoor geef je teveel gas en sta je meteen dwars. Ook als je het al een aantal keer gedaan hebt zul je merken dat je aan het einde van een dag wat wilder wordt en sneller teveel gas geeft. Als het slecht gaat, even rustig ademhalen en langzaam weer beginnen!
   

2. Te lui zijn met sturen. Niet je stuur loslaten, maar gecontroleerd terug laten gaan of echt terugsturen. Anders is het heel lastig om na een drift netjes door te rijden.
   

3. Steeds harder de bocht ingaan. Je kunt wel powersliden door zo te versnellen dat de achterkant uitbreekt, maar dat is lastig op te vangen. Als beginneling is het moeilijk te voelen wanneer de achterkant uitbreekt. Het werkt veel makkelijk om zelf te bepalen wanneer de drift begint, door de handrem of koppeling te gebruiken, of door een kwartslag in te sturen met een dot gas en daarna onmiddellijk weer te sturen naar waar je heen wilt.
   

4. Als je zo sturend de drift ingaat, stuur dan in eerste instantie zodanig dat je de bocht eigenlijk te vroeg pakt. Al driftend blijf je dan toch gewoon op de weg.
   

5. Kijk waar je heen wilt, niet naar de pylonen in de bocht want dan rij je er overheen.
   

En verder? Oefenen, oefenen, oefenen. En als je je auto heel wilt houden, doe je dat niet op de openbare weg.